26 oktober 2018

Belasting en vermogen in relatie tot het functioneren van onze samenleving

In een eerdere blog heb ik de 8 elkaar opvolgende vrijheden de revue laten passeren, zoals door Kishore Mahbubani in zijn boek "de eeuw van Azie" is uitgelegd. De eerste vrijheid is de vrijheid van gebrek (1), de laatste en hoogste vrijheid is de vrijheid om zelf je leiders te kunnen kiezen (8). Deze vrijheden volgen elkaar op: als aan een vrijheid niet wordt voldaan, zijn de bovenliggende vrijheden ook niet meer van belang. Als er willekeur heerst en je zo op straat gearresteerd kunt worden, en dus de rechtstaat niet wordt gerespecteerd (5), ga je jezelf censureren en niet meer alles zeggen (7) en worden verkiezingen vaak een schijnvertoning.
Als echter aan de eerste 7 vrijheden is voldaan en je daarmee genoeg geld hebt om te overleven (1), je kunt gaan, staan waar (4), en denken (6) en zeggen (7) wat je wilt, en de overheid de rechtstaat respecteert (5), alleen dan is de kans groot dat mensen actief participeren, en diegenen kiezen die hun echt kunnen vertegenwoordigen voor de lange termijn en kan daarmee een democratie goed functioneren. Vallen tussenliggende vrijheden weg, dan kiest men eerder een sterke man die direct aan de korte termijn belangen kan voldoen, en is er een voedingsbodem voor populisme.
Een democratie kan daarmee dus alleen goed functioneren als er een brede middenklasse is, die niet veel tijd kwijt is aan geld en eten bij elkaar werken om te overleven. Deze middenklasse is van belang om het evenwicht in de maatschappij te houden, en om te voorkomen dat macht wordt gekocht door de rijke bovenkant, zodat een oligarchie kan ontstaan (zie bijvoorbeeld het verkiezingssysteem in de VS waar je zonder geld van donoren haast geen campagne kunt voeren en dus niet bekend wordt bij de kiezers en dus niet verkozen kan worden).

In Nederland is in de afgelopen decennia een sterke middenklasse opgebouwd, wat het functioneren van onze samenleving en de democratie goed heeft gedaan. Echter de middenklasse staat onder druk, en mijns inziens daarmee ook het functioneren van de democratie. Ik denk dat dit mede komt door veranderingen die geleidelijk aan zijn en worden doorgevoerd in de belastingen, die grote gevolgen hebben voor de verdeling van inkomen en vermogen bij verschillende inkomensgroepen.

De mate van inkomen wordt bepaald door 2 dingen: inkomen uit werk en verdeling van en inkomen uit vermogen.
In navolging van Thomas Piketty heb ik beide bekeken: hoe is de verdeling van het bruto inkomen en hoe is de belastingdruk daarop en hoe is de verdeling van het vermogen in onze samenleving. Ik heb hierbij gekeken naar de directe indicatoren en andere indicatoren zoals de Gini coeffient en de Pareto Lorentz curve buiten beschouwing gelaten (zie hiervoor deze 2 rapporten: no 1 en no 2).
Wat mij hierbij het meest heeft verbaasd is dat over de verandering in belastingdruk over de afgelopen 40 jaar zeer weinig te vinden is, terwijl hier juist de grootste verandering plaats heeft gevonden. 
 

Verdeling bruto inkomen

Voor de bepaling van de spreiding van het bruto inkomen is er mede door al het werk van Thomas Piketty (het kapitaal van de 21e eeuw), ook in Nederland een goede dataset samengesteld over de verdeling van het bruto inkomen. De Nederlandse kartrekker hierin is W. Salverda van de UvA. Middels 2 publicaties heeft hij een dataset beschikbaar gemaakt over de verdeling van het bruto-inkomen over de Nederlandse bevolking: een studie voor de periode 1914 tot 1999 en een aanvullende studie voor 2001 - 2014. Deze studies heb ik gebruikt voor het maken van het overzicht over de verdeling van het bruto inkomen in onderstaande figuur.
Verdeling van het bruto inkomen door de tijd
Bron: W. Salverda van de UvA, voor de periode 1914 tot 1999 en voor 2001 - 2014.

Te zien is dat in Nederland rond de eerste wereldoorlog 40 tot 50% van het bruto inkomen naar 10% van de verdienenden ging. De jaren 70, 80 en 90 was een periode waarin de top 10% van de inkomens historisch gezien het minste verdienden: minder dan 30% van het bruto inkomen ging naar 10% van de verdienenden. Sinds 2000 zijn de topinkomens weer langzaam aan het stijgen: de globalisering (en daarmee de vergelijking van salarissen met bedrijven uit het buitenland), de vrije marktwerking (ook in de semi-publieke sector) en de vervanging van het Rijnlands model door het Angelsaksische economische model hebben gemaakt dat topinkomens langzaam maar zeker verder (mogen) stijgen. Dit resulteert erin dat de inkomensongelijkheid als gevolg van het bruto inkomen daarmee langzaam maar zeker weer aan het toenemen is.

Verdeling van de belastingdruk op inkomen

De belasting op inkomen is voor een overheid het middel om invloed uit te oefenen op de verdeling van het netto inkomen onder de bevolking en daarmee de ongelijkheid in inkomen te vergroten, gelijk te houden of minder groot te maken. Om dit te doen zijn er verschillende mogelijkheden van belastingheffing (zie ook de figuren hieronder):
- proportionele belasting (vlaktax), iedereen betaalt het zelfde % belasting
- progressieve belasting, hoe meer je verdient, hoe hoger het % belasting is dat je betaalt
- proportionele belasting met een belastingvrije voet (Benthamse progressie)
- degressieve belasting, hoe meer je verdient, hoe minder belasting je betaalt

Verschillende typen van belastingheffing
Bron: https://repub.eur.nl/pub/6560/Eijck_dissertatie.pdf
 
De twee uiteinden van het belasting technisch spectrum zijn dus de progressieve belasting versus een degressieve belasting.
Kort door de bocht wordt er bij een progressieve belasting door de hoogste inkomens meer belasting afgedragen, terwijl er bij een degressieve belasting door de laagste inkomens meer belasting afgedragen.
Bij een progressieve belasting vindt er als het ware maximale herverdeling van inkomens plaats, doordat de hogere inkomens een hoger percentage belasting betalen, en de lagere inkomens juist een veel lager percentage belasting betalen. Bij dit systeem worden dus de sterkste schouders zwaarder belast, zodat de zwakkere schouders een minder grote belasting hoeven te dragen; dit samen dragen van de belastingdruk is hiermee een heel duidelijke invulling van de term "samenleving". Deze herverdeling komt de samenleving en het functioneren van de democratie ten goede, omdat iedereen genoeg heeft om rond te komen en niet naar de voedselbank hoeft, waarmee er dus wordt voldaan aan de eerste van de 8 vrijheden.

Om inzicht te krijgen in het verloop van de belastingen in Nederland en de impact hiervan op inkomens, heb ik de belastingtarieven vanaf 1981 op een rijtje gezet. Voor de gegevens van de belasting percentages per schijf heb ik gebruik gemaakt van de database van de OECD. Deze heb ik gecontroleerd met een aantal databases, waaronder het krantenarchief van het Reformatorisch Dagblad, die heel veel oude kranten (en dus ook de aangekondigde wijzigingen van het belastingstelsel) digitaal heeft staan.

In Nederland hebben we tot 1989/1990 een sterk progressief belastingstelsel gehad met 9 schijven, varierend van 14 tot 72% belasting. Onder Lubbers II heeft Wim Kok dit zeer progressieve belastingstelsel vervangen door een veel simpeler, maar ook veel minder progressief stelsel met 3 schijven (hoogste tarief 60%), waarna het in 2000/2001 tijdens Paars II door Kok en Zalm opnieuw werd aangepast. Hierbij is het toptarief verlaagd tot 52%. Kok mag dan worden herinnerd als een groot staatsman, als socialist en voormalig vakbondsman, heeft hij als minister en premier geholpen met het afbreken van het progressieve belastingstelsel.
Binnen Rutte III heeft staatssecretaris Snel een dag voor zijn afreden (op 17 december 2019) het nieuwe belastingstelsel geruisloos door de Eerste Kamer geloodst (met ondersteuning van Groen Links). Hiermee komt er een inkomensbelastingstelsel met twee schijven, onder de 68.506,- euro inkomen betaal je 37,05% belasting, op het deel daarboven 49,5% belasting.
Met behulp van de jaarlijkse belastingtarieven heb ik uitgerekend welk percentage van het bruto loon wordt overgehouden na afdracht van belastingen. Onderstaande figuur laat dit zien voor elk jaar vanaf 1981; hierbij is tevens 2021 toegevoegd. Voor het gemak is er geen inflatiecorrectie toegepast, ook heb ik de belastingvrije voet achterwege gelaten, omdat dit sterk afhangt van de persoonlijke situatie. Met meer onderzoek kan deze figuur verder worden verbeterd, waar het mij nu om gaat is het algemene beeld dat uit deze figuur naar voren komt.
Te zien is dat Nederland in de jaren 80 nog een sterk progressief belastingstelsel had (1989 was het meest progressief). In de afgelopen 30 jaar is dit in stappen steeds verder teruggedrongen, en is te zien dat de groep boven de 30.000 / 40.000 euro steeds minder belasting is gaan betalen, terwijl de groep onder de 30.000 euro steeds minder overhield na het afdragen van belastingen. Juist voor deze groep is het minder overhouden na belasting van groot belang: 100 euro meer of minder op een inkomen van 5000 euro is van veel groter belang dan 100 euro op een inkomen van 200.000 euro.

Verdeling van netto inkomen in procenten door de tijd over verschillende belastingsregimes
Bron: Meerdere databases en kranten

Deze ontwikkeling is op veel meer plaatsen gaande, hieronder is de belastingdruk in de VS weergegeven (dus niet wat je overhoudt na belasting). Te zien is dat het zeer progressieve belastingstelsel van ongeveer 70% topbelasting in de jaren 50 is afgenomen tot ongeveer een vlaktax van 30%, terwijl de belastingdruk van de laagste inkomensgroepen is toegenomen.
 
Bron: https://imgur.com/r/interestingasfuck/xhYCQh4

Verdeling van het kapitaal

Over de verdeling van het kapitaal in Nederland over de 20e eeuw is zeer beperkte data beschikbaar. Deze database heeft informatie over het vermogen van de top 1% van de Nederlandse bevolking ten opzichte van het totaal vermogen. In onderstaande figuur is te zien dat sinds het begin van de 20e eeuw het aandeel van de top 1% sterk is afgenomen en dus verspreid is over een groter deel van de bevolking. In de eerste helft van de 20e eeuw komt dit vooral door verlies aan vermogen door de twee wereldoorlogen en de crises van de jaren 30, in de tweede helft van de 20e eeuw komt dit door de opkomst van de middenklasse die dankzij allerlei belasting maatregelen eigen vermogen heeft kunnen opbouwen (bijvoorbeeld het bezit van een eigen huis en pensioenen).

Percentage vermogen van de top 1% van het totale netto vermogen
Bron: https://www.chartbookofeconomicinequality.com/inequality-by-country/Netherlands/

Hoe dit vermogen was verdeeld over de bevolking is lang onderbelicht gebleven. Mede door allerlei publicaties van Thomas Piketty en consorten en W. Salverda in Nederland is hier recentelijk meer onderzoek naar gedaan door het CBS. Onderstaande grafiek laat het vermogen van de verschillende vermogensgroepen in Nederland zien. De top 1% bezit ongeveer 20% van het vermogen, de top 10 bezit ongeveer 60% van het vermogen en de top 50% bezit ongeveer 100% van het vermogen. De overige 50% van de bevolking heeft geen of een negatief vermogen. Vanaf 2009 is het vermogen van de top 10% weer langzaam aan het stijgen, terwijl het vermogen van de groep daaronder aan het afnemen is.

Vermogensaandelen in het totale vermogen (excl pensioen)
Bron: https://basjacobs.files.wordpress.com/2014/05/vermogensverdeling.jpg
 
Waar aan het begin van de 20e eeuw voornamelijk de top 10 vermogen bezat, is dit aan het begin van de 21e eeuw verbreed naar de helft van de bevolking. Dit vermogen is echter voornamelijk in handen van de 50-plussers, zoals onderstaande figuur laat zien. Deze groep heeft vermogen kunnen opbouwen doordat ze konden profiteren van stijgende huizenprijzen, goede pensioenvoorzieningen, progressieve belastingen en veel ondersteuning met geld van de verkoop van het Groningse gas (de Dutch Disease), zoals vrijwel gratis studeren.

Verdeling van het vermogen over verschillende leeftijdsgroepen
Bron: https://marketupdate.nl/nieuws/economie/kredietcrisis/cbs-vermogen-van-jonge-huishoudens-slechts-2000-euro/
 
Uit deze inkomensverdeling trekken sommigen de conclusie dat mensen pas bezig gaan met vermogensopbouw vanaf hun 40e, ik vraag me echter af of dit zo blijft voor toekomstige 40-plussers. De oudere groep (de babyboomers) heeft namelijk van alle progressieve financiele maatregelen kunnen profiteren, de jongere groep loopt echter steeds achter de feiten aan: zij hebben een studieschuld die steeds groter wordt; kunnen geen huis betalen omdat deze schreeuwend duur zijn; ze hebben minder arbeidszekerheden; ze kunnen niet, of nog maar beperkt profiteren van een hypotheekrenteaftrek omdat die steeds verder wordt afgebouwd; ze moeten eigenlijk minimaal tweeverdieners zijn om aan vermogensopbouw te kunnen doen etc. Daarnaast is dus het progressieve inkomstenbelastingstelsel bijna geheel ontmanteld. De laagste lonen zijn voor laag opgeleiden en voor de starters op de arbeidsmarkt. Deze beide groepen voelen dus de grootste impact van al deze maatregelen.
 

De Nederlandse situatie

Het geheel overziend is de situatie in Nederland dus als volgt:
1. De hoogste bruto inkomens beginnen langzaam maar zeker harder te stijgen dan de rest van de inkomens
2. De belasting op de hoge inkomens is sinds 1990 stapsgewijs steeds verder afgenomen, waardoor de topinkomens netto verder stijgen, terwijl de lage inkomens een stijging van belastingdruk kregen.
3. De verdeling van het kapitaal is sinds het begin van de 20e eeuw verschoven van een kleine groep die al het kapitaal bezat naar de helft van de bevolking die het kapitaal bezit.
4. Deze verdeling is sinds 2009 een beetje aan het verschuiven in het voordeel van de top 10%
5. De verdeling van het kapitaal is echter wel zodanig, dat dit kapitaal voornamelijk in het bezit is van 50-plussers.

Met het pensioneren van de babyboomers staan we op een tweesprong:
Als de vlaktax uiteindelijk wordt ingevoerd zal de inkomensverdeling verder uit elkaar gaan lopen. Als daarnaast de babyboomers worden verplicht om hun vermogen op te eten, treft dit vooral de vermogenspositie van de middenklasse. De combinatie van een vlaktax en zeer ongelijke vermogensverdeling, verzwakt dus de middenklasse en zal op den duur maken dat de oligarchen van Nederland de dienst uit maken.
Een veel progressiever belastingstelsel gecombineerd met het niet hoeven opeten van het vermogen en een goede mogelijkheid om tot 100.000 euro aan vermogen door te geven aan de kinderen, maakt dat de vermogenspositie van de middenklasse veel beter blijft, wat het functioneren van onze samenleving (en onze democratie) ten goede komt.

Bronnen, databases en andere publicaties:

https://www.chartbookofeconomicinequality.com/inequality-by-country/Netherlands/
http://www.oecd.org/tax/tax-policy/tax-database.htm
http://piketty.pse.ens.fr/fichiers/public/PIK2008DYNalvaredo.pdf
http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/vermogensongelijkheid-op-recordhoogte
http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/belasting-aan-de-top-geen-spoor-van-groeiende-ongelijkheid
https://joop.bnnvara.nl/opinies/studenten-zijn-slachtoffer-van-een-stressgeneratie
https://pure.uva.nl/ws/files/2346874/159402_446071.pdf

Geen opmerkingen: